Na de vuurstorm in Hamburg

Mijn geheugen laat me in de steek, het is ja... ook ongeveer 60 jaar geleden. Maar ik herinner me, hoe ik thuis kwam.
Op een avond onderbrak radio Hamburg een paar maal de uitzending, om aan te kondigen dat er een bijzondere melding zou gebeuren. Het was 4 mei 1945 alhoewel we wisten dat de oorlog niet lang meer kon duren, (een groot deel van Duitsland was reeds bezet en de Britten beschoten reeds een paar weken, over ons lager been, de omgeving) viel de aankondiging als een donderslag bij klare hemel. Met een door ontroering vervormde stem, zei de speaker dat de uitzending van radio Hamburg zou geschorst worden voor onbepaalde duur, daar de stad gecapituleerd had, om verdere verwoestingen te voorkomen en mensenlevens te sparen. Op een later te bepalen datum zouden de studio's terug in dienst genomen worden door de bezettende overheid. Hoe vreemd het ons in de oren klonk, is wel in te denken, tot nu toe waren bezetters en Duitsers synoniemen geweest en nu werden de rollen omgekeerd. Het was gedaan met hun overheersen, ze kregen van het zelfde laken een pak en hun arrogante manieren konden ze nu ook wel afleren. Hun titel, waar velen in geloofden, van "ubermenschen", was vervallen ze werden plots burgers van een land dat door vreemden zou bestuurd worden. Voor menige zou het een goede les zijn voor anderen vonden we het dan weer zonde, omdat die zich altijd tegen over auslander fatsoenlijk en menselijk hadden gedragen. Maar zoals altijd, de goeden moesten het met de slechten bekopen en zouden door de Britse soldaten over dezelfde kam geschoren worden.
Na de sondermeldung klonk, om het af te sluiten, het "Deutschland uber alles" we hoorden het helemaal anders dan vroeger, het jubelende, feestelijke was niet te herkennen, het voelde meer aan als een treurzang over vervallen grootheid, het einde van een periode die voor velen niets dan angst, verdriet, armoede, ellende en zelfs de dood had gebracht. Eindelijk konden we weer vrij ademen en spreken, onze rol van ondergeschikte was gespeeld. We konden weer doen en laten wat we wilden en wat we wilden was vrij eenvoudig. . . naar huis.


Eindelijk was het aftellen voorbij, een aftellen dat eigenlijk geen aftellen was. Het was meer een opstapelen, een aaneenrijgen van al die dagen van droefenis, van eenzaamheid, van wachten. Eindelijk was het zover, er kwamen er geen meer bij, er was een orgelpunt gezet achter ons leven in die barakken. We zouden elkaar niet meer hoeven te pesten uit verveling. We zouden afscheid kunnen nemen van onze lotgenoten waarmee we meer dan twee jaar hadden doorgebracht. We zouden naar huis kunnen om opnieuw te starten.
De periode van stilstand in ons leven was voorbij, de lagerbeschaving konden we tussen de barakken laten, we hadden er geen behoefte meer aan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten