Een babbeltje

Het was in de werkplaats op de Vulcanwerke, de gewoonte om 's morgens iedereen te groeten en een hand te geven. De verhouding, Duitsers - vreemden was niet slecht. Op een dag moest ik met een elektrieker mee op de werf om een paar lasposten te herstellen. Er werd gebabbeld er werden vragen gesteld, waar ik vandaan kwam of ik getrouwd was, alles heel gemoedelijk, dan over de oorlog en politiek. Nu is het één van mijn fouten, als er iets op mijne lever ligt moet het eraf Ik zei tegen mijn collega wat ik dacht van de toestand, dat ik tegen mijn zin in Duitsland was en niet vrijwillig, omdat ik in Antwerpen werk had en een vrouw en kindje, dat ik amper gezien had, had moeten achterlaten en dat het mijn oorlog niet was. De man was onder de indruk, hij geloofde namelijk dat wij allen gekomen waren om zijn land te helpen de oorlog te winnen. Om kort te zijn ik had meer gezegd dan eigenlijk nodig of goed was. We werkten gewoon verder zonder nog veel te vertellen.

's Anderendaags kom ik in de werkplaats en de man in kwestie is er niet. Misschien verlof of ziek dacht ik. Ja... dag Jan, rond tien uur komt hij binnen in S.A.-uniform. Mijn hart was nog een boontje groot, ik zag me al "eingespert" worden, ik moet een kleur gehad hebben als een opgewarmd lijk. Hij komt bij mij geeft me de hand en zei, "Jozef dat gesprek gisteren was in vertrouwen tussen ons beide".
Je ziet al de nazi's waren geen varkens. Ik was later toch veel voorzichtiger in mijn uitlatingen, één keer in de rats was voor mij meer dan genoeg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten