Graafwerken

Lager Falkenberg lag naast de berg met dezelfde naam op een helling waarvan men terrassen gemaakt had. Vlak naast de weg naar het dorp was ons lager gebouwd door de Rijksarbeidsdienst, die er ook verbleven hadden, dat merkten we aan bedden en andere dan in andere lagers. Op het lagere terras lag weer een barakkencomplex, maar was omringd met een zeker drie meter hoge prikkeldraad omheining. Daar woonden soms krijgsgevangenen en eens zelfs Joodse meisjes, die op en de buizen voor de waterleiding en riolering. Het was een afschuwelijke, weerzinwekkende ervaring die Jodinnetjes, in hun blauwgrijs gestreepte gevangeniskleed, zo mager als een graad, bezig te zien met een houweel of schop. Dan liepen er nog van de 55-ers rond om te kijken dat ze voortdurend bezig waren en niet stonden te luieren. Het was natuurlijk ten strengste verboden ze aan te spreken of jets toe te stoppen. Als Duitse schepers liepen de bewakers rond om in de gaten te houden dat wij niet te dicht bij de meisjes kwamen, we moesten ze eens een stuk brood geven. Het waren toch maar Juden. Na het werk mochten of moesten de meisjes, en andere vrouwen natuurlijk op het plein voor hun barakken wandelen, ze liepen dan in gelid langs de prikkeldraad. Ze hadden vlug in de gaten dat er jongens waren, die aan onze kant van de palen, blikjes zetten met overgebleven soep van onze keuken. Vlug lepelden ze de doosjes leeg en plaatsten ze terug, zodat ze nog eens konden gevuld worden. Ik heb zo een idee dat sommige bewakers het oogluikend toelieten, het waren gelukkig niet allemaal beesten. Als de graalwerken klaar waren, verdwenen de meisjes, wie weet waar naartoe, we zagen ze nooit meer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten