Walter Riemer

Walter Riemer was een klein mollig ventje, tussen de vijftig en zestig, hij had een pruimenlipje en kauwde rinkaan??n tabak. Hij werkte al vele jaren op de Howaldt en hield thuis een caf?, die hij moest sluiten toen de oorlog begon bij gebrek aan klanten. Wegens zijn linkse sympathieлn en betrokkenheid bij een dito vakbond, had Walter een tijd in een kamp van de S.A. gezeten. Toen het conflict met Polen begon in 1939, werd onze altkrieger 1914-18 in vrijheid gesteld. Na mijn straf wegens dat meubel halen in Harburg, kwam ik in de elektriciteitcentrale terecht en werd Walter mijn onmiddellijke overste, zo zegde meester Cas tenminste.Die was nog niet goed uit ons werkplaatsje of Walter stelde zich voor, en vroeg dan of ik getrouwd was en waar ik vandaan kwam. Holland meende hij en toen ik hem zegde Belg te zijn uit Antwerpen, gaf hij mij de band en zei: "obere oder chef, nichs darvon, du bist ein freund".
De Walter was een speciaal geval, zo kwam ik op een morgen in ons ateliertje en voor ik hem een goede morgen had kunnen wensen, riep hij : "Joep,ze zijn er". Ik keek hem niets begrijpend aan en vroeg wie, waar. Hij kwam naar me toe pakte me vast. "Gij stommeling" zei hij, "de Amerikanen, Engelsen, Canadezen en nog vele andere zijn geland in Frankrijk" en hij begon met mij rond te dansen, het was de zesdejuni 1944.
Een tijd later kreeg hij het bevel zich te melden bij de Volksturm, dat waren de oudste mannen die nog beschikbaar waren om een wapen te dragen, aangevuld door de Hitlerjeugd. Dat was flink tegen de zin van Walter, we moesten die tijd ook 's zondags werken en dat vond hij ook niet leuk.
Dus op de werf zegde hij, dat hij naar de Volksturm ging, en daar zei hij dat hij moest werken. Zo kon onze vriend een paar keer thuisblijven, tot men bij Volksturm zowel als op de werf bewijzen vroeg. Walter ging dan maar soldaatje spelen omdat het dichter bij buis was en niet zo lang duurde.
Hij vertelde me eens dat de oude mannen een stelling moesten verdedigen tegen de jonge gasten. Walter had zich met zijn buurman in een kuil verstoken, ze zaten rustig een pijpje te roken, tot de vijand hun put stormenderhand veroverde met veel geschreeuw. Ze schrokken zich een aap en zonder erbij te denken, pakten ze ieder een jongen bij z?n nekvel en gaven hem een pak op zijn broek. Dat was natuurlijk niet de bedoeling van de oefening en ze moesten er achteraf uitleg over geven, maar Walter kon smakelijk vertellen. Ze kregen dus een uitbrander van hun overste, maar toen de Hitlerjongens het bureeltje verlaten hadden, moest Walter heel het verbaal terug vertellen en stonden ze met z'n drie te schateren van het lachen.Geteisterd (zie ook Feuersturm uber Hamburg pg. 366)

Toen ik in het Rethelager woonde, ging ik sommige weekenden naar Neugraben. Frau Schartmann (zie: Der zweite weltkriech pg.636.) had altijd wel een karweitje te doen, het ging van schilderen tot brandbout zagen en kappen, soms zelfs wat timmeren. Dan ging ik 's maandags met de trein naar Howaldt, en had dan wat patatten en een paar broodzegeltjes verdiend. Op een keer kwam ik, na een bezoek aan Neugraben, in de E-centrale. Walter bekeek me en vroeg verwonderd wat ik kwam doen, lachend zei ik dat ik gewoon naar het werk kwam. "Weet ge dan niet dat jullie lager in puin ligt of hebt ge ergens anders geslapen ?" vroeg hij. Ik antwoordde dat ik van Neugraben kwam en Walter stuurde me naar het lager. Daar zag ik al van op een afstand de ravage, de boek waar mijn bed stond, was de enige die nog intact was, maar er lagen toch een paar planken op mijn plaats. Mijn kast was opengebroken en geplunderd, gelukkig lagen er nooit kleren in, op mijn gummilaarzen na, en die hadden pootjes gekregen. Met mijn twee valiezen trok ik naar het Arbeidsfront en die gaven me vlak bij het Centraal Station, een plaats om te slapen en zorgden dat we te eten kregen.
Met een paar tientallen jongens lagen we in die zaal meer naar alarm of vliegtuigen te luisteren dan te slapen, wat dacht je, in het midden van de stad, naast de statie die bijna met iedere aanval geraakt werd.
De volgende dag ging ik terug naar het Arbeidsfront en vertelde er dat ik van de werf terug naar Falkenberg mocht verbuizen, als zij er mee akkoord gingen. Ze gaven me bereidwillig een bewijs dat het mocht en ik rap naar de Howaldt, ik liet de chef van het personeel de verhuistoelating zien en hij zegde als het Arbeidsfront dat wilde, zij ermee tevreden waren. Zo vlug ik kon verliet ik de werf en nam de boot naar Unterelbe en daar de trein naar Neugraben. In het lager aangekomen ging ik naar de kamer van mijn vroegere Hollandse vrienden, gelukkig was er nog een bed vrij, ik liet er mijn rietenkoffers staan en stapte naar de Lagerverwaltung waar ik me aanmeldde. Een bediende zegde dat er in het lager geen plaats meer was en ik wees hem erop dat hij verkeerd was, op dat ogenblik kwam de Lagerfuhrer binnen, hij boorde wat ik en gaf me gelijk.
Ik toonde hem het bewijs en toen was alles honderd procent in orde volgens hem. Ik werd weer ingeschreven, kreeg een etenskaart en kon weer bij de oude makkers intrekken. Het hoofdstuk Rethelager was voorbij en ik was er niet treurig om, het was in Neugraben stukken veiliger.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten