
Met de familie Forbrick heb ik later nog veel contact gehad. Zoals ge wel zult weten kan op een scheepswerf alles gemaakt worden.
Ik had van Walter Riemer een model gekregen om in hout een dashond te maken. Die was van kop tot staart zeker een halve meter en in drie delen, het voorste en achterste was voorzien van wieltjes en het middelste was er tussen vastgemaakt, met schamiertjes, die ik zelf mankte uit dunne aluminium. Als ge het materiaal en het gereedschap hebt, kunt ge alles maken, zeker in die tijd als er brood mee te verdienen was. Ik tekende de diertjes op hout en liet ze voor een paar sigaretten in de schrijnwerkerij uitzagen. Toen ik klaar was met het ineen zetten en ze van wieltjes voorzien had, vroeg ik Fritz onze schilder, om ze van de gepaste kleuren te voorzien. De eerste hond was op een paar dagen klaar, maar dan had hij er volgens mij geen zin meer in, gaf me de sleutel van zijn hok en zei dat ik de tweede maar zelf moest schilderen, ik had nu een voorbeeld.
Van mijn grootvader heb ik verschillende schilderijen gezien, mijn vader was in zijn jonge tijd ook schilder (geen doeken) maar heeft mij dan die aanleg niet doorgegeven. Ik probeerde met verschillende kleuren die vlekken na te maken, maar mensen het was een hopeloos geval, om niet te zeggen een ramp. Teneinde raad begon ik dan maar met een borstel op de verf te doppen tot er een hondje tevoorschijn kwam met bijna al de kleuren van de regenboog. Hij leek wat de kleuren betrof net een schotel met witte, rode, blauwe, om kort te zijn, al de soorten bessen die er bestaan. Nu komt het mooiste, 's zaterdags kwam ik bij de familie Forbrick en zette de hondjes op de tafel.
Hun twee zoontjes vier en zevenjaar oud, stonden verwonderd naar het speelgoed te kijken en om twist te vermijden zegde Franz dat de jongste mocht kiezen. Nam die kleinste toch mijn hondje zeker, hij pakte hem in zijn armen en kuste hem. De twee kinderen waren tevreden en ik ook, vanwege de broodzegeltjes natuurlijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten