Een hele tijd werd ik geplaagd door steenpuisten, er waren in het lager nog meer jongens die er last van hadden. Dat kwam hoogstwaarschijnlijk door het teveel aan vitaminen in onze koolsoep, of niet soms. Die krengen kwamen op de meest vervelende plaatsen tevoorschijn, op je armen kon je er zelf wat aan doen. In je nek was reeds moeilijker, de verpleger smeerde er wat zwarte zalf op. Je moest dan wachten tot ze rijp waren om dan de zweren uit te knijpen, dat was een vieze en pijnlijke bezigheid. De zachtste verpleger die me hielp met de steenpuist in mijn nek was Cees, die zat op dezelfde tijd ook met een zweer, en je zou zeggen hoe bestaat het, maar ook in zijn nek. We verzorgden elkaar en mensen, waren wij voorzichtig en bang om niet te geweldig aan de zweer bezig te zijn. Want als ik bij hem gedaan had, was het zijn beurt om te knijpen.
We legden het er zo dik op, dat de jongens in de kamer ons er mee plaagden, als de verzorging gedaan was. Ze stonden dan te kijken en te grinniken en het was van "pas op Cees of Jozef, zachtjes.. .oei, met te hard duwen" en als ??n van ons zijn gezicht even vertrok van de pijn, gilden ze allemaal en beschuldigden Cees of mij ervan, dat we het moedwillig gedaan hadden.
Wij sukkelaars wisten gelukkig beter en bleven elkaar heel voorzichtig behandelen.
Over de zweer op mijn achterwerk zal ik maar niet veel vertellen. Enkel dat ik een hele tijd twee krukjes nodig had om te zitten. Ik liet er door de sanitater zwarte zalf op smeren, en toen het zover was... ook verder behandelen. Ik kon het moeilijk aan ??n van de kamer vragen, ik zie mij als staan met mijn achterwerk bloot in de kamer, het zou echt geen zicht geweest zijn.Het slechtst was ik er aan toe met een puist op mijn knie, de verzorging was zoals gewoonlijk een kwak zalf erop en wacht en. Na een paar dagen was mijn knie haast zo dik als een voetbal, een klein voetballetje dan. Ik kon zonder pijn niet meer gaan, ik werd er bang van en de verpleger zei me dat ik geduld moest hebben, het rijpingsproces kan je niet forceren. Allemaal goed en wel, maar ik zat er mee, teneinde raad sukkelde ik het lager uit op weg naar Frau Schartmann. Onderweg moest ik een paar maal op een tuinafsluiting of tegen een boom gaan zitten, pikkelend kwam ik toch ter bestemming.
Moeder Schartmann schrok toen ik voor de deur stond, en hielp me op de sofa, ze bekeek mijn knie, zei me te blijven liggen en verdween de deur uit. Even later kwamen haar man en dochter van hun werk, die keken natuurlijk verwonderd dat ik daar op de sofa lag. Ze gaven me wat te drinken wilden me er van overtuigen dat nu alles wel haast voorbij was. Moeder Schartmann kwam een halfuurtje later terug en begon een kompresse klaar te maken. Het was een heel pak dat ze op mijn knie legde en goed omwikkelde en met een gezicht van een steenpuist specialist zei ze "als dat er tot morgen vroeg opblijft ben je genezen." Moe van het pikkelen en gerustgesteld viel ik in slaap, tot dat wondermiddel begon te werken. Eerst wat prikken en dan werden het gewoon steken, het was of men naalden er helemaal Instak. Ik wou jammeren en brullen van de pijn, maar beet mijn lippen stuk, ik durfde geen lawaai maken om de Schartmanns niet te storen in hun slaap. Toch ging de nacht tamelijk vlug voorbij, ik moet wel in 't slaap gevallen zijn.
's Morgens heel vroeg stond moeder Schartmann naast me en waste mijn gezicht en hals, wat een schat van een vrouw. Ze verwijderde de windels, bekeek de hele zaak en riep haar man en Leni. Deze laatste moest van haar op mijn benen gaan zitten en vader hield mijn armen vast. Ze begon de omgeving van de zweer te ontsmetten en dan zachtjes te knijpen, mensen wat zag ik af Opeens barstte de puist open en begon de vuiligheid eruit te vloeien, de tranen rolde over mijn kaken. Vader Schartmann had het in de gaten en zegde: "schaam je maar niet, dat is een goede opluchting." Zijn vrouw was nog druk bezig met de zweer en bleef zachtjes drukken tot er een geelgroene kop tevoorschijn kwam. Met een neteldoekje pakte ze het kopje tussen twee vingers en trok het hele geval eruit, minstens twee centimeters lang. Dan begon de zweer te bloedden en ze zei:"zo, dat is het laatste, je bent nu verlost van steenzweren." Ze had nog gelijk ook, ik had later van zweren geen last meer. Mijn knie werd nog gewassen en voorzien van nieuwe windels, toen vroeg ik nieuwsgierig als ik was, wat voor wondermiddel ze nu gebruikt had en tot mijn verbazing zei ze: "kuhscheisse".
Alle drie bezagen ze mijn ongelovig gezicht en schaterden het uit. Ik was nog met helemaal overtuigd, maar toen Frau Schartmann zegde dat dat het beste was dat er bestond om een zweer aan te rijpen, begon ik mee te lachen, ik had het nu zelf ondervonden.
Het mooist van al, na de oorlog vertelde ik dat eens aan onze huisdokter en die zei dat het klopte, maar dat hij als arts, dat moeilijk kon voorschrijven. Het was volgens hem zo ??n van die oude grootmoeder remedies die echt hielpen, men moest echter voor dat de zweer open was, dat spul verwijderen, er mocht geen vocht in de wonde komen. Daar kon men een bloedvergiftiging van krijgen, gelukkig voor mij was moeder Schartmann daarvan op de hoogte. Na de middag wandelde ik zachtjes aan terug naar het lager en een paar dagen later was al die ellende voorbij.Ons zwemdok.
In het lager op het plein tussen de rijen barakken, waren een paar putten gegraven. Zes bij twintig meter ongeveer, de kanten waren schuin en gebetoneerd, over de breedte een meter van de kant lag er een bouten bruggetje van waarop men dan water kon scheppen. We dachten eerst dat het zwemdokken waren, maar zo wou men ons niet vertroetelen, het waren dus gewoon vergaarbakken met bluswater. In de zomer als het heet was namen we er toch soms een duik in, met zoveel zwemmers bleef het water natuurlijk niet glashelder. Dan hielden we in het lager een omhaling, en met dat geld betaalden we de lagerwerkers om het hele geval schoon te maken. De bakken werden dan leeggepompt, met pompen van de brandweer uit het lager naast het onze, en de wanden en bodem geschrobd. Na zo een beurt kon men geldstukjes zien liggen op de bodem, bijna drie meter diep. Er waren altijd wel een paarjongens die er een muntje in wierpen om ons te zien duiken.
't Was een warme dag en we stonden op de baustelle te zweten dat het niet mooi meer was. Er waren een paar jongens van de kamer die 's middags naar het lager gingen om te eten, ze hadden gezien dat de lagerwerkers de vergaarbakken hadden leeggemaakt en de boel helemaal gezuiverd hadden. Ik wist van niets, ik bleef liever op het werk, dan kon je in de schaduw uw paar sneden brood nuttigen
Toen de gasten terug kwamen, begonnen ze over de warmte en dat het echt weer was om te zwemmen. Dat vond ik geen slecht idee, een volgende die voorbij kwam vond ook dat het echt zwemweer was, weer een ander zegde hetzelfde en vroeg of ik na het werk een duik zou nemen. Ten laatste zegde ik tegen weer een ander van het complot, dat wist ik achteraf eerst, dat ik me er al op verheugde en kost wat kost zou gaan zwemmen.
Nu kwam ik 's avonds in het lager en zag de pompierslangen nog in het zwemdok hangen. Tingel tangel ik hoorde mijn frank vallen, mijn beste kamergenoten hadden Jozef bij zijn dingetje. Ik kwam in de kamer en ging mijn krantje lezen, ze hielden me in de gaten als waakhonden. Toen hun aandacht wat verslapte, nam ik mijn soepkom en wou eten halen. Dan had ik een reden om geen duik te moeten nemen, dat kan niet vlak na het eten. Dat pakte geen verf met z'n allen begonnen ze... "geen uitvluchten zoeken jongen,. en ik kon dus niets anders dan mijn zwembroek aan trekken. Ik nam een handdoek en ging naar de doucheruimte begon met warm water en stilaan koud bij te voegen tot het ijskoud was.
Ik liep naar de dok, legde mijn handdoek over de omheining en nam een duik.. Het was net of ik in een diepvrieskist terecht kwam, in zulk koud water had ik nog nooit gezwommen. Met een paar slagen trok ik me naar de kant, klom eruit en dan vlug er weer in, toen ik dat een paar maal gedaan had, was mijn lichaam zoveel afgekoeld, dat het in het water, wel koud maar dragelijk was.
Veel jongens leunden op de omheining van het zwemdokje en stonden te kijken naar die gekke Belg die in het water lag terwijl het nog zo ijskoud was. Het waren meest Hollanders en ik begon ze te plagen "moet je kijken, de dappere inwoners van dat waterland, de waterratten van Europa, altijd een grote bek opzetten over hun zwemmers, wij in het water dit, met water dat en nu staan ze te kijken naar die Belg die tenminste een duik durft te nemen, terwijl zij aan de kant blijven, nu hebben ze zoveel praat niet." Afijn, ik stak een hele litanie af, ze stonden wel te lachen maar het was toch groen. Voor Cees werd het teveel, die kon het niet meer aanhoren en ging zijn zwembroek aan doen. Met zijn handdoek om zijn nek kwam hij naar mij toe en vroeg of het te doen was in het water. Ik kon bijna niet spreken van het bibberen, en zei dat het lekker was, ik wou er tenminste nog ??n gek in krijgen. 'Dan moet je eerst een koude douche gaan nemen zei ik hem'.
Cees kwam wat dichter en fluisterde "zie je de standpijp ginder, de slangen zijn nog niet losgekoppeld hou het in de gaten, als ik er voorbij kom zet ik alles open en jij...." Ik snapte de bedoeling, hield hem in 't oog toen hij naar de standpijp stapte en toen hij met een forse zwaai de kraan open draaide pakte ik de slang beet die nog in het water lag, gaf er een zwaai mee en in een mum van tijd had ik al de toeschouwers natgespoten. Als brullende leeuwen kwamen ze naar ons toegelopen. Ik dook in het water en was voorlopig veilig. Cees stormde naar de douche, maar voor hij daar was hadden ze hem reeds te pakken. Ze staken hem met een man of vier de hoogte in, kwamen naar de dok en smeten de van de warmte en het lopen sterk bezwete Cees in het water. Ik zwom er vlug naartoe, ik dacht dadelijk krijgt hij wat en verdrinkt, gelukkig kon hij de kant bereiken. Weer pakten ze hem vast, weer ging hij de hoogte in en plons weer het water
Dat gebeurde zo een paar keer, ik bleef natuurlijk wijselijk in het water, maar dat kon niet blijven duren, er was geen enkele plaats waar ik kon staan. Tenslotte gaf ik me gewonnen, zwom naar de kant, stak mijn armen de hoogte in en de rest deden de natgespoten vrienden. Ze staken me ook boven hun hoofden en zwierden me de plomp in, toen ik weer aan de kant kwam herhaalden ze de oefening, toen was hun enthousiasme al over, goed te begrijpen want ik was kop en nek groter dan Cees en ongeveer een vijftien kilo zwaarder. Als ik in het water terecht kwam spatte er wel meer water de hoogte in dan bij mijn voorganger, maar dat was voor hen misschien niet het leukste. We bleven met z'n twee nog een poosje wat rond peddelen en kwamen dan als de twee ijsberen van het lager op het droge.
De nat gespoten mannen hebben er dan later met ons nog dikwijls mee gelachen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten