Op een zondag gingen we met een paar jongens van de kamer een wandeling maken. We trokken achter de Falkenberg het bos in. Babbelend over koetjes en kalfjes wandelden we tussen de dennen en genoten van de frisse lucht. Hier dachten we niet aan het lager en de oorlog omdat het in het woud zo vredig en stil was. Het was of we de spanning van de dagelijkse sleur hadden achter gelaten in de barak. We liepen zo al een hele tijd door de mooie omgeving en plots werden we herinnerd aan de ware toestand.
Een eind van de wandelweg, zagen we een batterij schijnwerpers en een paar barakken waar de luftschutzhelfers in en uit liepen. Zo te zien waren ze allen een stuk jonger dan wij, het waren leden van de Hitlerjugend die hun steentje moesten bijdragen bij de luchtverdediging. We wandelden gewoon verder tot we door een holle weg liepen en in de hoogte, een afsluiting van prikkeldraad opmerkten. Nieuwsgierig als we waren, klauterden we naar boven en kregen in de gaten dat het de grens was van een lager gelegen oefenterrein voor pantsers. Het moet met de benzinebevoorrading daar triestig gesteld geweest zijn, de tanks waren uitgerust met een houtketel, zoals er in Antwerpen veel auto's en vrachtwagens rond reden, tot zelfs een tijd na de bevrijding.
We lagen op onze buik een poosje naar de oefeningen te kijken, we vonden het echter niet zo interessant en keerden door het bos terug naar het lager. Onderweg hadden we het erover dat de oorlog nu toch echt op zijn einde liep, als ze nu al geen benzine meer hadden voor hun oefentaks moest de brandstof wel schaars geworden zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten