In de tijd dat ik in het Rethelager woonde, ging ik af en toe op bezoek in Neugraben. Ik kende er verscheidene Duitse families; Schartmann, Forbrick en Mathiesen onder andere. 's Zaterdags, na feierabend stak ik met de pont over naar Waltershof en dan langs een paar dokken naar de vlakte die zich uitstrekte tot de baan van Harburg naar Buxtehude. Men kon het vergelijken met de polders ten noorden van Antwerpen, waar zich nu de nieuwe dokken en sluizen bevinden. 't Was winter dus stikken donker, een gezellige wandeling was het zeker niet, meer dan twee uur en aan de sterren kon ik in de gaten houden dat ik nog in de goede richting liep. Ik kwam voorbij een paar batterijen luchtafweergeschut en schijnwerpers gelukkig was alles rustig, tot ik eindelijk de bewoonde wereld bereikte een paar kilometers van Neugraben. Bij moeder Schartmann was ik altijd welkom, ik was zo een beetje haar klusjesman en zij beloonde me dan met eten of broodmarken en op het laatst zelfs met tabak. Voor de familie Forbrick was ik de volmaakte radiospecialist, ik had toen meer geluk dan verstand natuurlijk.
Opa Mathiesen ging ik op de drijvende droge dok helpen stoken.
Het waren Duitsers die ons niet als auslander, maar als gewone normale mensen beschouwden en ons ook zo behandelde. Hoe ik ermee in contact kwam is ook de moeite om te vertellen.
Ik stond op een stelling en was bezig stenen klaar te leggen en mortel in de kuipen te scheppen voor de metser, dat was een ouwe Duitser, die weg ging toen Lini kwam.
Er naderde een vrouw en vroeg of ik een Belg was, na mijn bevestigend antwoord vond ze het logisch dat ik haar aan tabak kon helpen en stelde voor die avond eens langs te komen. Ik maakte kennis met haar man en dochter, we ruilden mijn tabak voor brood en mocht nog een stukje mee-eten. Gelukkig voor mij was haar man een echte Pruis, hij hielp zijn vrouw niet het minst, zelfs niet met brandhout maken of kolen halen. Ik had dadelijk door dat ik hier het ??n en ander kon maken en repareren om zo brood te verdienen. Leni, hun dochter, werkte op de post dus mijn brieven kreeg ik net ??n of twee dagen vroeger dan mijn kamergenoten, dat was dus mooi meegenomen.Frans Forbrick was op de baustelle schrijnwerker, en vroeg me eens of ik iets kende van radioantennes, dat was nu niet zo moeilijk vond ik. Hij zou voor draad en isolatoren zorgen, het dak van de huisjes stak langs de vier gevels wel 30 cm over, dus daaronder was plaats genoeg. Ik bevestigde de antenne rondom de woning en dan met een ge?soleerde draad door een gaatje in de venster naar binnen. Er kwam natuurlijk een beter ontvangst uit zijn volksontvanger. Hij was zeer tevreden en deze jongen ook, want ik had weer een paar broodzegeltjes verdiend.
Na mijn straf moest ik terug op de werf gaan werken, maar woonde nog in Neugraben. Oma Mathiesen vroeg me eens of ik 's morgens kon langs komen om Opa, een oude stoker op Howaldt, te begeleiden naar de trein omdat hij in het donker haast niets zag, de man was bijna zeventig en moest nog werken omdat het oorlog was. Ik ging dus Opa halen en nam hem mee naar het station, waar we de trein namen naar Finkenwerder en dan met de pont overzette naar de werf. Daarna naar de drijvende droogdok waar hij werkte en ik hielp hem met stoken. Het vuur lag op een rooster van ongeveer drie meter lang en haast een meter breed, daar moet ge dan door een klein deurtje, de kolen inschieten, en de schop was bijna zo breed als de opening.Na een paar mislukte pogingen, kreeg ik de kolen er wel in maar dan zag het vuur eruit als een maanlandschap, kraters en bergen. Dan was opa aan de beurt, bij hem was het net of de klompen en gruis wisten waar ze moesten neervallen om een mooi gelijk bed te vormen. Ik hielp hem zo een hele tijd, tot zijn baas ons eens bezig zag en het verder verbood. Ons oudje moest het alleen doen en mocht niet stoppen met werken, omdat Goebels de totale krieg had aangekondigd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten