Hoe het begon

Ik werkte in een tegelfabriek Carelithe, а la guerre comme a la guerre, en op een dag moest ik bij de baas komen, die me vertelde dat ik naar het Arbeitsambt moest, ik werd opgeeist. Ik werd verplicht tewerk gesteld in de heimat. Tussen Hamburg en Berlijn mocht ik kiezen en koos het dichtste. Zo kwam het dat ik op 7 december '42 op het perron stond en niet tegenstaande de drukte me alleen voelde. In de brief staat verder dat het in de trein al beter was, ik had reeds vrienden, maar dat is flauwe kul, nonsens, larie. Die eenzaamheid gaat nooit over, zolang ge weg zijt van diegene waar ge van houdt, daar ben je alle dagen mee bezig, de ene dag harder dan de andere. Je kunt er niets aan doen, ge zijt machteloos, ge kunt niets anders dan afvachten, dagen aftellen kan niet, ge weet niet wanneer de oorlog zal gedaan zijn. Je doet onverschillig, je houdt je groot tegenover de jongens in de kamer of op het werk, maar het liefst zou je in een hoekje kruipen en zitten jammeren als een kindje wiens moeder hem alle een laat voor de eerste keer in z'n leven. Als je dan in het lager eens op je bed zit en foto's bekijkt, dan voelt ge het als een kilte op je vallen, die eenzaamheid en je voelt het als een opluchting als de waterlanders over je kaken rollen. Het lost niets op, maar je kunt het niet tegenhouden, het moet gebeuren, zo simpel is dat.
't Was dus niet alleen in het station, 't was al die tijd, al die weken, maanden tot die ellendige periode voorbij was. Het ging over toen ik de 28e mei 1945 weer thuis kwam.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten