Onenigheid

Een andere dag kwam onze baas weer met twee nieuwe gevangenen bij ons, die moesten ons komen belpen. Wij drie?n, Kees Aldo en ik waren de specialisten platen zetten geloof ik, we schoten dus met zijn vijven in gang. Dat was niet naar de zin van een Italiaans officier, die naar ons kwam, toen Kuhlmorgen juist weg was, om te reclameren. Hij had voor die twee ander werk. Hij zette zich voor mijn in zijn fijn afgeborsteld uniform, glimmende laarzen en ging tekeer mensen, die dacht dat hij tegen een hond bezig was. Hij brulde dat horen en zien verging en deze jongen riep zo hard terug dat hij ervan schrok. Ik liet me door een Itakker toch niet overdonderen zeker. 't Was in 't Duits te doen met een paar Italiaanse scheidwoorden ertussen door.Die had ik op die paar maanden door met de gevangenen samen te werken ook geleerd, met zoveel als hij maar ze kwamen bij hem toch goed over, aan zijn gezicht te zien tenminste.
Opeens hief hij zijn hand op om me een draai om de oren te geven. Kees, Aldo en de anderen twee stonden verbaasd te kijken, hoe wij als twee kemphanen tegenover eLkaar stonden. Toen ik hem zag dreigen, greep ik een schop, ik weet niet hoe ik die zo vlug vast had, maar ik stond ermee klaar om uit te halen.
Gelukkig kwam op dat moment onze baas het huis binnengestapt en mengde zich in de onenigheid. Hij begon de officier uit te kafferen en vertelde hem dat bij niks, maar dan niks, over ons te zeggen had en dat de twee nieuwen bleven waar hij ze bevolen had. Ons officiertje verdween dan ook als een geslagen bond met zijn staart tussen de benen. In de ogen van de Duitsers waren de Italianen, na de overgaven van hun land, verraders en werden geminacht en gehaat als de pest.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten