Smokkelen

Zwarte markt werd in Duitsland streng gestraft, men noemde het een misdaad tegen de bevolking en een ondermijning van de rantsoenering. Toch liet ik me eens overhalen om mee de boer om te trekken. Ik zat toen nog in Dammtor, in een kamer naast de onze verbleef er een Antwerpenaar met zijn zoontje van veertien jaar. Omdat zijn tweede vrouw niet overweg kon met de knaap, had hij hem maar meegebracht naar Duitsland. Hij vertelde me dat hij reeds een paar maal aardappelen had gekocht bij boeren in de omtrek. We gingen naar het station en namen de trein naar een dorpje een eindje buiten Hamburg. Op de eerste boerderij waar we aanklopten werden we weggejaagd er werden geen patatten aan particulieren verkocht. Bij de volgende boer nam men ons mee naar de schuur er stonden verschillende zakken aardappelen. De boerin haalde uit haar keuken een klein weegschaaltje en begon de piepers pond voor pond te wegen. We konden ieder vijf kilo kopen, ze woog dus tien keer een halve kilo af en het moest tot op de gram juist zijn. Als het iets te veel was, haalde ze er een grote patat uit en legde er een kleinere in de plaats. Het duurde dus wel even voor we gesteld waren, maar ja... juist is juist, we betaalden voor vijf kilo en kregen geen gram meer.
Op het volgende erf kwam een knecht ons tegemoet, toen we vroegen of we patatten konden kopen, haalde hij er zijn baas bij. Die vertelde ons in geuren en kleuren, dat het ten strengste verboden was om voedsel in het zwart te kopen. Het was de ortsgruppenfuhrer van het dorp, hij stond er voor in dat de leveringen van de oogst reglementair verliepen.
We begonnen hem uit te leggen dat het eten in het lager voor ons niet voldoende was, en dat we dachten dat er van onze rantsoenkaarten een deel verduisterd werd. De boer kon zich wel voorstellen dat er in het lagerbestuur of keuken wel figuren waren die het niet zo nauw namen met de voorraden en hun eigen zakken vulden. Als iedereen eerlijk was en als alles rechtmatig zou verdeeld worden, er volgens hem genoeg voedsel in het lager zou zijn. Hij liet zijn knecht een emmer aardappelen halen en vulde er ons kopzakje mee, geld wou hij niet aannemen, maar we moesten beloven het nooit meer te doen. We zouden last kunnen krijgen met de polizei, voegde hij eraan toe. Op de trein terug naar de stad, werden we door verschillende medereizigers bekeken, die zich misschien wel afvroegen wat er in die zakjes zat. Het was wel een spannend halfuurtje, gelukkig kwam er geen politie controleren. Het was toch een hele opluchting wanneer ik mijn patatjes in mijn kast kon opbergen. Ik heb toch maar afgezien van verdere smokkeltochten, het was me veel te link.
Eens was ik zo gek om me ?s nachts langs een schuif in de aardappelkelder van de keuken te laten glijden. Een jongen uit de kamer zat achter een struik, en hield de nachtwaker die over en weer ging over de brede weg die dwars door het lager liep, in de gaten. Toen ik met de gevulde zakjes, tevoorschijn kwam, moesten we even stil achter het bosje blijven zitten tot de oude waker, een eind voorbij was en we veilig de weg konden oversteken en zo vlug mogelijk in onze kamer te verdwijnen. Ik hield het bij die ene keer, ik had ondervonden dat het veel te gevaarlijk was. Maar ja, als ge honger hebt, werken je hersens niet meer normaal geloof ik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten