We kregen de laatste maanden van de oorlog nog meer bezoek dat niet welkom was. Zo kwam er eens een Hollandse SS-er onze kamer binnengestapt. We zaten gewoon wat te keuvelen over van alles en nog wat en keken allen verbaasd, toen hij vroeg of hij zich bij ons mocht zetten. Hij begon ons te vertellen hoe broodnodig het was de gelederen van de SS te komen versterken, om de vijanden van het Derde Rijk te kunnen overwinnen. We bekeken elkaar en vroegen ons af of de man wel helemaal goed was in zijn bovenkamer. We zaten nu al zolang op onze bevrijders te wachten en hadden zeker geen goesting om ze te helpen tegenhouden. De SS-er vertelde dan dat het veel voordelen had om dienst te nemen onder andere genoeg te eten en te roken.
De opleiding was zeer sportief er heerste een sfeer van kameraadschap, de officieren waren echte vrienden voor hun ondergeschikten en nog meer sprookjes die we maar moesten geloven.
Toen vroeg Dirk, een Drentenaar die altijd liedjes zong over smokkelaars, als het zo goed was bij de SS en zo nodig om de gelederen te versterken aan het front, waarom hij dan hier bij ons zat. Ja, repliceerde de man "mijn werk bij de rekrutering moet ook gebeuren" waarop Dirk antwoordde dat hij het wel gezellig zou vinden overal te gaan spreken over dienst nemen en de sportieve opleiding, maar dat hij gaan oorlogje spelen toch in de verste verte niet zag zitten. De SS-er begon uit een ander vaatje te tappen, we mochten vrij tegen hem vertellen wat we dachten van de oorlogssituatie en wat we tegen de Duitsers en SS-ers hadden, het zou onderons blijven, we konden hem vertrouwen. E?n van de jongens, ik weet niet meer wie het was, begon uit te leggen dat alle Duitsers onze vrienden waren en dat we het h6 zo gezellig vonden in het lager. Te eten hadden we in overvloed, en het kleine rantsoen sigaretten dat we kregen was goed voor onze gezondheid.
'Maar..." ging hij sarcastisch verder, "niettegenstaande we hier alles hebben wat we willen, zou ik het toch het liefst dit paradijs voor "auslander" zo vlug mogelijk verlaten en naar huis gaan." De SS-man had stil zitten luisteren, keek de kamer eens rond en verliet met een goedenavond onze barak.
Moeder Schartmann vroeg me eens of ik een bergplaats kon bouwen achter het huis. Ik had er met Cees over gesproken en om materiaal uit te sparen zouden we het hok half ingraven. We zouden de zijkanten van de put bekleden met wat de Duitsers kuhschussplatten, noemden dat waren platen van houtkrullen, zaagmeel en cement. Met het blokwagentje gingen we op stap, we wisten een eind verder op de baustelle een stapel liggen van die koedingensplaten. We stouwden, ons wagentje vol en reden terug richting Schartmann. 't Was een donkere avond en stil, opeens werden we verblind door de koplampen van een open personenwagen. We kwamen dichter met ons karretje en zagen dat de inzittende SS-ers waren. Het eerste wat we dachten was, nu is het gebeurd, betrapt worden met gestolen goed door de SS, we zijn erbij. Het viel erg mee, die mannen vroegen ons enkel de weg naar het station, ik heb verder met Cees onderweg geen woord meer gesproken, maar we hebben wel een heleboel gedacht.
Zonder kloppen kwamen er op een avond vier mannen in de kamer. Twee in politie-uniform en de twee anderen droegen een lederen jas en hoed omdat we niet zouden zien dat het Gestapo's waren. Ze wisten misschien zelf niet dat enkel de geheime staatspolitie zo een zwarte jas en dito hoed droegen, veel geheim was er eigenlijk niet bij. Ze bevolen ons bij onze kast en bed te gaan staan, en begonnen alles te doorzoeken naar wapens. Ze haalden zelfs onze dekens door elkaar en keken onder onze matras. leder mes dat ze vonden bekeken ze of het niet als dolk kon gebruikt worden. In onze kamer vonden ze niets verdacht, wensten ons nog een verdere goedenavond en gingen de volgende kamer op stelten zeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten