Moeder Schartmann vertelde me eens dat er een lichter met tarwe was vrijgegeven. Het schip was bij een luchtaanval lek geraakt en gezonken terwijl het tegen de kade lag, enkel het dek was nog te zien. Het graan stond onder water en kon dus door de bloemmolens niet meer gebruikt worden, daarom mocht de bevolking er vrij over beschikken. Toevallig was ik samen met Cees, Frau Schartmann stelde voor met z'n drie?n eens een kijkje te gaan nemen, er was misschien een kans dat we wat tarwe konden redden.
We sloegen met een nagel een paar gaatjes in de bodem van twee conservenblikjes en maakten ze vast aan een bezemsteel. Met een geleende fiets voor Cees, ik met die van vader, en moeder Schartmann met de hare reden we naar de binnendok waar het ongelukkige schip lag.
Ter plaatse gekomen zagen we dat we gemakkelijk op de steunbalken van de weggenomen luiken konden zitten en zo met onze schepjes de buit konden boven halen. Vlijtig zaten we het natte graan in een klein zakje te scheppen, vrouw Schartmann stond aan de wal met een jutezak, waar we af en toe die van ons in gingen leeg maken en dan weer onze plaats opzochten. Dat was zo reeds een paar maal gebeurd tot er een Italiaan mijn plaats op de balk had ingenomen. Van op het dek riepen we hem toe dat bij de plaats moest ruimen omdat het ons stekje was, maar hij gebaarde van kromme haas en schepte rustig verder.
Dat kon ik vanzelfsprekend niet over me been laten gaan, ik pakte de balk waarop hij zat beet, tilde hem een stuk in de hoogte en liet hem met een dreun terug vallen. Hij daverde en trilde geweldig en de man van "opgestaan is plaats vergaan," kon zijn evenwicht niet meer bewaren en plonsde in het water. Gelukkig voor hem was het een warme dag en in zijn natte pak verdween hij, nagestaard door de lachende omstanders, want wij waren natuurlijk niet alleen aan de tarweoogst bezig. We schepten nog een poosje verder tot we voldoende bij mekaar hadden en fietsten terug naar Neugraben.
Er werden een paar aardappels geschild en rauw geraspt, dan met het meel gemengd tot een beslag en onze keukenprinses begon kartoffelpuffer te bakken. Cees en ik zetten ons aan de tafel en probeerden de bakkerin bij te houden, de met suiker bestrooide puffers verdwenen als sneeuw voor de zon.
Toen de laatste op de tafel kwam waren we verzadigd tot en met, voor ons was het als een feest geweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten